De landbouwdiscussie over stikstof draait om de toestand van natuurgebieden. Maar in die discussie raakt een ander belangrijk probleem ondergesneeuwd, dat net zo goed veroorzaakt wordt door het enorme stikstofgebruik. Namelijk: de kwaliteit van de landbouwgrond gaat achteruit. Om het even simpel te zeggen: de basis van ons leven kalft langzaam af. 

De afgelopen twintig jaar is de hoeveelheid diep in de bodem – kort gezegd: de resten van dode organismen en daarmee de belangrijkste indicator voor de gezondheid van die bodem – En daarmee daalt ook het vermogen van de grond om CO2 en water vast te houden. Zo verergert klimaatverandering, én wordt het land kwetsbaarder voor diezelfde klimaatverandering. Op den duur wordt het voor boeren moeilijker om

Er zijn allerlei oorzaken voor de verslechterende bodemkwaliteit, maar de intensieve landbouw is de belangrijkste. Die gebruikt veel mest om gewassen hard te laten groeien. Maar daarvoor moeten boeren ook veel ploegen, ontwateren, landbouwgif spuiten, en rijden met zware machines. Het is de combinatie van al die factoren die slecht uitpakt voor

Blijft de bodemkwaliteit verslechteren, dan wordt de Nederlandse landbouw steeds minder rendabel. Elke euro die besteed wordt aan een transitie zonder dat te adresseren, is op termijn weggegooid geld. De stikstofuitstoot richting natuurgebieden is dus maar één deel van het probleem: goed stikstofbeleid vat ook de oorzaken van verslechterende bodemkwaliteit bij de horens.

Siem Vlaanderen van Wij.land onderzoekt hoe rul de grond is. Rulle grond bestaat uit losse korrels in plaats van een harde kluit en geeft meer bewegingsruimte voor gewassen.

Dé manier om de landbouw klimaatbestendiger te maken is het verbeteren van de bodemkwaliteit. Ironisch genoeg ligt de sleutel voor zo’n aanpak juist bij de landbouwsector die nu moet krimpen: de veehouderij. Want die kán een heel duurzame kant hebben. Geen andere vorm van landbouw is zo goed voor en voor de als goed beheerd grasland – de basis van de

Grasland maakt meer dan de helft uit van álle landbouwgrond in Nederland. Maar ook daar is de gemiddelde bodemkwaliteit gedaald. De transitie die nu nodig is in de veehouderij heeft dus meer voeten in de aarde dan boeren uitkopen en het afvangen van stikstof in stallen.

Maar wat is er dan nodig?

Het is nodig dat stikstof beter benut wordt. Dan hoeven boeren er minder van te gebruiken, is er minder uitstoot naar de omgeving, en hoeven ze ook minder te ploegen en te ontwateren. En dat kán, is de les van boeren die de grond van hun grasland nu al flink verbeteren. Helaas hebben zij geen simpele handleiding. Maar ze weten wel waar de oplossing ligt.

Onder de grond!

De wereld onder de grond is net zo groot als die erboven

De specifieke factoren die samen de achteruitgang van de bodemkwaliteit veroorzaken, zijn nogal ongrijpbaar: wetenschappers lijken maar niet in staat om één boosdoener aan te wijzen en simpele maatregelen te formuleren die het probleem oplossen. De reden daarvoor is gelukkig wél duidelijk: vruchtbare grond is heel wat meer dan zand met voedingsstoffen.

Een kluit aarde met Engels raaigras en ridderzuring.
Een kluit kruidenrijk grasland, met vooral rode klaver. Een verschil in bodemstructuur is goed zichtbaar.

Je kan het met het blote oog niet zien, maar de grond krioelt van het leven. En al dat leven beïnvloedt elkaar op duizend manieren – zie het als een kluwen onzichtbare touwtjes. Het bodemleven is compleet afhankelijk van organische stof, maar ook onlosmakelijk verbonden met levende planten en het andere bovengrondse leven. Trek je aan één touwtje, dan veranderen er ontelbare andere verbanden in het systeem mee.

Niet alleen hebben planten de voedingsstoffen nodig die het bodemleven afgeeft, andersom geldt hetzelfde. Planten spuiten tot wel een derde van alle suikers die ze maken linea recta de grond in. Ze doen dat om hun aardvrienden te pleasen, want zonder hen kunnen ze wel inpakken.

Maar wie zijn al die aardvrienden?

Miljarden organismen in dat ene kleine handje aarde

In een hand vruchtbare aarde zitten miljarden organismen – bacteriën en schimmels vooral, maar ook regenwormen en minder bekende dieren, die zeker niet minder talrijk of belangrijk zijn. bijvoorbeeld, en vele duizenden soorten waarvan de meeste nog wachten op beschrijving door de wetenschap.

Deze obscure kruipertjes eten plantenresten en andere organismen op, en poepen dat materiaal deels verteerd weer uit. Dat wil zeggen: de bacteriën in hun minuscule darmpjes hebben een deel van de stikstof en andere elementen uit dode planten en organismen ‘gemineraliseerd’. Uit elkaar gehaald tot losse moleculen, die planten weer uit de grond kunnen opnemen als voeding.

Daarbij krijgen ze hulp van ontelbare vrijlevende bacteriën in de grond, die allemaal dingen kunnen waar andere organismen alleen maar van kunnen dromen. Sommige bacteriën halen zelfs stikstof uit de

En dan schimmels. Zou je de schimmeldraden uit een handvol rijke aarde achter elkaar leggen, dan reikte het tot de maan. Schimmels in de bodem zijn met hun ultrafijne draden als het ware de verlengstukken van plantenwortels. In ruil voor een deel van de suikers verzamelen ze voor planten de nodige voedingsstoffen om die te maken.

Daarvoor omhullen ze dood organisch materiaal als een soort pakketjes. Dat maakt de aarde klonterig, en die behoudt zo het materiaal voor langere tijd. Uitgestelde voeding voor het bodemleven en voor planten, maar ook een wapen tegen klimaatverandering. Want dit organische materiaal bestaat voor een groot deel uit koolstof – die dus niet als CO2 de lucht ingaat. Én het is de basis voor het wateropnemende vermogen van de grond. Dat is essentieel voor plantengroei, en dus voor ons.

Infographics gemaakt door Information Designer Sharon Coone

Bodemleven is dus net zo onmisbaar voor de productie van melk als gras en koeien. Melkveehouders zijn net zo goed bacterie- en schimmelhouders. Helaas sneeuwen die laatste twee in het huidige landbouwsysteem behoorlijk onder.

Stikstof is zeker niet de enige boosdoener

Stikstof toevoegen aan de grond is niet per definitie slecht. Sterker nog, het is pure noodzaak als je elk seizoen weer gras of andere gewassen wil oogsten. Wat je wegneemt moet ook weer terug, anders raakt de bodem uitgeput en sterft het bodemleven. Mest bevordert plantengroei, en daarmee het Maar dat wil niet zeggen dat meer altijd beter is, en dat dat op de lange termijn ook goed is voor de bodem.

Nou is een teveel aan stikstof zeker niet de enige oorzaak van de achteruitgang van de bodemkwaliteit. Het gaat om de combinatie van grondbewerkingen die ermee gepaard gaat. Op nummer één van de verdachtenlijst staat ploegen, en dan vooral diep ploegen. Dat haalt de bodemstructuur overhoop, en doordat de grond daarna niet meer bedekt is, droogt die uit en

Diep ploegen doen boeren juist als de kwaliteit van de bovenste grondlaag verslechtert. Werkt op de lange termijn dus averechts. Maar ze ploegen ook om van onkruid af te komen. Zo’n 60 procent van de graslanden wordt regelmatig of doodgespoten met om vervolgens opnieuw ingezaaid te worden met een monocultuur van Engels raaigras.

Een andere oorzaak van de bodemverslechtering is het waterbeheer. Om al die stikstof om te kunnen zetten in sappige blaadjes, mag gras geen natte voeten hebben; daarom gaat hoge bemesting gepaard met het ontwateren van de bodem. Die is daardoor vaak droger dan goed is voor het bodemleven. En als zomers dan ook nog eens heet worden en regen blijft uit – zoals dit jaar – dan blijft niet alleen de grasgroei achter. Een deel van het bodemleven gaat er ook aan.

Ten slotte is ook de manier waarop mest wordt toegediend een probleem. In de stallen die nu gebruikelijk zijn, staan koeien op een kale vloer met gleuven erin. Daaronder vermengt de urine van koeien zich met de poep: drijfmest. Er ontstaat dan ammoniak, een schadelijke stikstofverbinding. Om te voorkomen dat die direct de lucht ingaat, zijn boeren verplicht om elke keer weer geulen in de bodem te snijden, en daarin de drijfmest te Veel boeren doen dat zoveel mogelijk, want ze raken de vele drijfmest die koeien produceren aan de straatstenen niet kwijt.

Al deze effecten samen zorgen ervoor dat de bodemkwaliteit achteruit gaat, dat is duidelijk. Maar kan de wetenschap misschien íets specifieker zijn?

Planten en dieren worden luier, schimmels en bacteriën verdwijnen

Nee, niet echt. Gek genoeg is er een gebrek aan data – Maar het komt óók door de aard van het systeem. Het bodemleven is oneindig complex, en elke vierkante meter grond is weer anders. 

Toch komen er uit recent en ouder onderzoek, meestal in samenwerking met boeren, wel wat gemene delers naar boven.

Door flink te bemesten, spuiten planten minder suiker de bodem in, en investeren ze minder in diepe wortels. Dat daardoor bijvoorbeeld stikstofbindende bacteriën verdwijnen is op zich niet zo erg – die heb je dan immers niet meer nodig. Maar vervolgens is de bodem wel ‘verslaafd’: het natuurlijke vermogen van het ecosysteem om zichzelf te bedruipen, wordt om zeep geholpen.

Ook belangrijke schimmels zijn afhankelijk van die suikers van de plant. En als daar nog een ploegmachine en ontwatering bij komen, dan kunnen veel schimmels het helemaal vergeten. Houden zij ermee op, dan vermindert ook de klonterende werking van schimmels, en daarmee de bodemkwaliteit.

Wie ook luier lijken te worden, zijn de regenwormen. In graslanden die veel bemest worden, vooral als dat met geïnjecteerde drijfmest is, zitten en zo de aarde luchtig houden. Rode regenwormen doen dat om dood plantenmateriaal van het oppervlak hun gangetjes in te trekken, maar ja, als er toch niks ligt, hebben ze daar niks te zoeken. Er zitten dan vooral nog grijze wormen, die niet naar

Geen gras, maar een hele gemeenschap van plantensoorten

Hoe kan je die negatieve processen ten goede keren, zonder dat je het daarmee ook gelijk onrendabel maakt

Het antwoord is misschien wel makkelijker dan de vraag wat het precieze probleem nu is. Want zoals het wel vaker gaat met complexe problemen: gewoon proberen werkt vaak beter dan te wachten tot je het hele systeem doorgrond hebt.

In de biologische landbouw is het al sinds jaar en dag een gevleugelde uitspraak: een goede boer zorgt niet voor gewassen, maar voor de bodem. Veel biologische – maar ook sommige andere boeren – bemesten hun grasland en proberen het injecteren van drijfmest te minimaliseren.

Dé manier om dat te kunnen doen, is door het vermogen van de bodem om zélf stikstof vast te leggen, te bevorderen. En dat begint met de planten. De meeste biologische boeren zaaien niet alleen Engels raaigras, maar kweken een hele plantengemeenschap.

Links: klaver, rechts: cichorei

In zo’n weiland staan verschillende soorten klaver, die standaard stikstofbindende bacteriën meebrengen. En kruiden als weegbree, die een diepe penwortel hebben. Daardoor kunnen ze ook mineralen die dieper in de grond zitten bereiken. Zo’n gemeenschap is veel robuuster: kan beter tegen droogte, en hoeft niet iedere paar jaar opnieuw ingezaaid te worden. Af en toe ridderzuring of distels eruit trekken kan al genoeg zijn.

Zo’n weiland wil je niet ploegen – kan je weer opnieuw beginnen met het opbouwen van een stabiele gemeenschap. En ook dat heeft voordelen voor het bodemleven. Door de bodem van oud grasland dat al lang niet geploegd is, kunnen schimmelnetwerken lopen van vele meters lang, en grote wormengangen die de wormen generatie op generatie gebruiken.

Een oude bekende: ruige mest

Een andere manier om de negatieve effecten van bemesting te minimaliseren is een ouderwetse: ruige mest. Daarin is de urine niet vermengd met de poep, maar opgezogen door stro dat deze boeren als stalvloerbedekking gebruiken. Zo zet je de regenwormen aan het werk die de verticale gangen graven, de aarde luchtig maken, en ook groter organisch materiaal de bodem inbrengen. Ruige mest is geen voedsel voor planten, maar voor het bodemleven. Zij maken er plantenvoeding van.

Ruige mest kan je niet injecteren, die spreiden boeren bovengronds uit. Dat trekt insecten aan, en daarmee weer veel andere dieren. De klonten veroorzaken verschillen op kleine schaal: op sommige plekjes veel mest, daarnaast weer geen. Dat maakt het ook voor verschillende planten interessanter. Niet per se goed voor de grasproductie, wél voor de diversiteit. Een zegen voor het bodemleven.

En dan is er nog de alleroudste manier van bemesten: gewoon rechtstreeks op het gras poepen. Koeien in de wei dus. Dat zorgt ook weer niet voor maximale grasgroei, maar het is wél bijzonder goed voor de diversiteit, en het zorgt voor – en dus meer stikstof voor de bodem. Bovendien maaien de koeien het gras dan zelf. Minder werk voor de boer.

Niet elke koe kan goed tegen slecht weer, of tegen een dieet met ook minder makkelijk verteerbare planten. Daarom hebben biologische boeren meestal ook andere soorten koeien. Geen koeien die vooral zoveel mogelijk melk geven, maar rassen die zijn geselecteerd op een sterk verteringskanaal en een goede weerstand. Kunnen ze ook met slecht weer de wei in, en zijn

Verandering begint onderop, maar de bulk volgt vanaf de andere kant

Dus hoewel de directe oorzaken van de achteruitgang van de bodemkwaliteit niet helder zijn, zijn er legio mogelijkheden om die kwaliteit te verbeteren. Die betekenen meestal wel een lagere opbrengst op de korte termijn, en bovendien kost het grote investeringen om al die veranderingen door te voeren. andere koeien, andere machines.

Banken willen dat zelden financieren. En hoewel biologische boeren gemiddeld hetzelfde inkomen hebben als reguliere boeren, is succes niet gegarandeerd. Duurzaam gaan boeren heeft dus een hoge drempel voor individuele melkveehouders.

Sommige dingen zijn onbetaalbaar, maar dit niet. De 24,8 miljard euro die de overheid nu te besteden heeft om de stikstofkwestie aan te pakken, kan dit uitstekend oplossen. Een voorbeeld daarvan is een recent experiment van boerenorganisatie LTO Nederland en milieuorganisatie Urgenda, op basis van

Het idee van de actie was simpel: boeren krijgen 150 euro korting op een kruidenrijk zaadmengsel voor 100 bij 100 meter – een hectare. Naast Engels raaigras bevatte het mengsel ook klaver, weegbree en andere kruiden. Er deden 812 boeren mee, die gezamenlijk kruidenrijk grasland inzaaiden.

Uit een enquete achteraf bleek dat er in totaal 82 procent minder kunstmest was gebruikt – normaliter is dat wel tot 500 kilo per hectare, terwijl de opbrengst niet De helft van de boeren had de injectie van drijfmest teruggeschroefd. Er was veel minder stikstofvervuiling naar omliggende natuur, meer voedsel voor veel meer soorten insecten en andere dieren, completer voer voor koeien waardoor minder toevoegingen in het voer nodig waren, en de boeren hoefden minder bestrijdingsmiddelen in te zetten. O ja, het scheelde ook nog eens een miljoen kilo

Zo simpel kan het zijn

Kruidenrijk grasland is een manier om als melkveehouder zonder grote investeringen toch duurzamer te boeren. 77 procent van de deelnemers gaf dan ook aan ermee verder te willen. Veel van hen verbaasden zich over de goede werking, vooral tegen Sommigen gaven aan in korte tijd heel anders over hun eigen land te zijn gaan nadenken, vertelt mede-organisator Hanneke van Ormondt van Urgenda.

Met wat klaver in het gras is de bodemkwaliteit van Nederland niet zomaar ineens weer op peil. Maar eigenlijk alle effecten ervan dragen naar verwachting op de lange termijn bij aan een betere bodemkwaliteit. En daarmee ook aan het watervasthoudende vermogen en de vastlegging van CO2.

Maar het allerbelangrijkste resultaat is een andere. Die heeft niets met planten of grond te maken, maar met de boer: een nieuwe mindset.

Kunstmest en pesticiden werken altijd wel, maar het bodemleven is overal anders. Daarom zijn er geen pasklare oplossingen voor duurzaam boeren. Dat maakt – naast de financiering – de stap voor melkveehouders om hun bedrijfsvoering om te gooien, extra groot en onzeker. 

Duurzaam boeren was nog nooit zo aantrekkelijk als nu

Een grote motivatie is dus noodzakelijk, al is er nog zoveel financiering van de overheid voor de omslag. Er is geen tijd te verliezen. Er is nú een sloot geld beschikbaar. De hoge gas- en olieprijzen maken ook kunstmest, veevoer en ploegen steeds duurder. Dat maakt het voor veehouders extra aantrekkelijk om duurzamer te gaan boeren, en zo efficiënter om te gaan met stikstof.

Een vlinderemmer lokt in de avond met licht nachtvlinders en andere insecten. De volgende ochtend worden de insecten geteld om het aantal in kruidenrijk grasland te vergelijken met de vondst in Engels raaigras.

Met de huidige droogte en de hoge voedselprijzen is het ineens tastbaar dat de huidige melkveehouderij niet klimaatbestendig is. En dat kan wel. Dit is hét moment om niet alleen het teveel aan stikstofdepositie in natuurgebieden op te lossen, maar de landbouw in zijn geheel klaar te maken voor de toekomst.

Met dank aan kritische suggesties van hoogleraar bodemkunde Franciska de Vries, directeur van Stichting Wij.land Danielle de Nie, expert landbouw en biodiversiteit van Urgenda Hanneke van Ormondt, en LTO Nederland-bestuurder Wilco Brouwer de Koning.

Over de beelden Voor de beelden bij dit verhaal ging fotograaf Daniël Siegersma langs een boerderij in Montfoort die meedoet met een pilot van Wij.land, een organisatie die samen met boeren en natuurorganisaties onderzoekt hoe we de landbouw kunnen vernieuwen. Een van die pilots is de overstap op kruidenrijk grasland, dat beter is voor de biodiversiteit, de bodem en de koe. Het experiment brengt ook uitdadingen met zich mee: door minder kunstmest en dierlijke mest te gebruiken kunnen kruiden beter groeien, maar te weinig mest kan ervoor zorgen dat de bodem te arm wordt voor een gezonde opbrengst. Lees er meer over bij Wij.Land

Meer lezen?

Het kán: de stikstofcrisis oplossen en de landbouw perspectief geven Wie de landbouw puur economisch benadert, vergeet waar het in de eerste plaats om draait: voedsel. Boeren zetten de natuur naar hun hand, zodat iedereen te eten heeft. De enige serieuze toekomst voor de landbouw is er een waarin dat inzicht centraal staat. Lees het artikel